Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1272

Datum uitspraak1998-04-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/20945
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem Tweede enkelvoudige belastingkamer nr. 97/20945 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : het hoofd van de afdeling Belastingen van de Publieksdienst van de gemeente *P aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag soort belasting : parkeerbelasting van de gemeente *P jaar : 1997 mondelinge behandeling : op 22 april 1998 te Arnhem door mr Van Schie, vice- president, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier waarbij verschenen : namens de ambtenaar, *A en B waarbij niet verschenen : belanghebbende zonder kennisgeving aan het Hof hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brief van 24 maart 1998 Feiten: Belanghebbende heeft op 6 februari 1997 een auto met kenteken *aa geparkeerd op de *a-straat te *P op een plaats waar voor het parkeren van een voertuig parkeerbelasting moest worden voldaan met behulp van een parkeerautomaat. Op die dag is om 13.07 uur de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Geschil: Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de ambtenaar bevestigend beantwoordt. Gronden: 1. Belanghebbende betoogt dat zij de door haar verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, aangezien zij twee maal ƒ 0,25 in de desbetreffende, zij het defecte, parkeerautomaat heeft geworpen. 2. Dit betoog kan niet als juist worden aanvaard. Indien, zoals hier, een parkeerautomaat een betaling niet accepteert, kan namelijk niet worden gezegd dat de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan. 3. Voorts brengt het enkele feit dat, naar belanghebbende stelt, de parkeerautomaat defect zou zijn geweest, niet mee dat de gemeente *P van het opleggen van een naheffingsaanslag moest afzien (HR 22 november 1995, nr. 30 456, BNB 1996/28). Weliswaar heeft belanghebbende gesteld dat zij de storing direct heeft gemeld bij de gemeente *P, maar het Hof acht zulks niet aannemelijk, nu daarvan niet is gebleken uit de door de ambtenaar overgelegde overzichten van “reparatie c.q. onderhoudswerkzaamheden aan parkeermeters” van de technische dienst van de parkeerpolitie van de gemeente *P, terwijl voorts belanghebbende in haar bezwaarschrift heeft aangevoerd dat zij eerst onderweg naar huis “de parkeerbon” opmerkte en vervolgens de parkeerpolitie heeft gebeld. 4. De omstandigheid dat belanghebbende, naar zij aanvoert, “slechts” vijf minuten is weggeweest doet evenmin af aan de verschuldigdheid van de onderhavige belasting, aangezien ingevolge artikel 5, lid 1, van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 1995 van de gemeente *P de parkeerbelasting is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren. 5. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep van belanghebbende moet worden verworpen. Proceskosten: Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Beslissing: Het Hof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 29 april 1998 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (R. den Ouden) (P.M. van Schie) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 mei 1999